Ook bij ‘ouderen’ (daarmee bedoelen we mensen ouder dan 60 jaar) kies je aan de hand van drie punten: (1) hoe goed het werkt, (2) de bijwerkingen, en (3) de manier waarop je het middel binnen krijgt.

Als je bijkomende ziektes of aandoeningen hebt (bijvoorbeeld aan het hart, de nieren of overgewicht) zijn sommige antipsychotica minder geschikt. Dat wil niet zeggen dat ze helemaal niet gebruikt kunnen worden, maar wel dat er voor jou extra nadelen aan kunnen zitten. Welk antipsychoticum je krijgt is een kwestie van overleg tussen jou en je arts. Zie ook: hoe kies je het juiste antipsychoticum?

Over het algemeen is de startdosering van antipsychotica bij ouderen lager dan bij jongvolwassenen. Dat heeft ermee te maken dat ouderen wat gevoeliger (kunnen) zijn voor werking en bijwerkingen. Door met een lage dosering te beginnen en wat langzamer op te hogen, wordt de kans op bijwerkingen minder. Soms is het nodig om van te voren een hartfilmpje te maken als je met een antipsychoticum begint. Je arts weet wanneer dat zo is.