Bewegingsstoornissen zijn een bijwerking of een uiting van de aandoening zelf. De beweging van je hoofd en nek kan verstoord zijn waardoor je bijvoorbeeld moeilijk slikt. Daarnaast kan je last hebben van trillen, van een stijf gevoel in je hele lichaam, krampen, verminderde mimiek, vermoeidheid of spierzwakte. Soms merken mensen dat je anders gaat lopen; je gaat dan meer schuifelen, of gebogen lopen met kleine pasjes. Ook kunnen je spieren stijf voelen. Dit noemen we ‘parkinsonisme’.
Soms kan je last krijgen van een gevoel van uiterlijke of innerlijke onrust. Daardoor ga je met je lichaam wiebelen of ijsberen en kan je niet goed stil zitten.
Vaak helpt het bij bewegingsstoornissen om de dosering van een antipsychoticum te verlagen. Dat moet altijd in overleg met je arts. Als verlagen van de dosering niet genoeg helpt, is het soms mogelijk om een ander antipsychoticum te proberen. Soms geeft je arts je een medicijn dat de bijwerking onderdrukt, zodat je het antipsychoticum toch kunt blijven gebruiken. Dat gebeurt vooral als je goed effect hebt van de medicijnen, maar er geen andere goede alternatieven zijn.